Een depressie. Zo ziet dat er uit.

Mei 2019

Als ik de kracht had gehad om met de spiegel te gooien of kapot te slaan, dan had ik dat gedaan. Maar mijn verdriet kon zich niet uiten in een uitspatting, zij het fysiek of verbaal. De enige manier waarop iemand zou kunnen aflezen dat het niet goed ging, waren mijn ogen. Die keken me nu strak aan in de spiegel. Geen tranen. geen gevoel. Niets.

Ik heb niks te klagen. Ik heb niks dat niet lekker loopt. Wie ben ik om te delen wat ik voel? Wie ben ik om te voelen wat ik voel? Ik vergeleek mezelf niet perse met anderen maar ik had in mijn hoofd een idee van wat echt lijden was. Wat echte pijn was. Wat echte verdriet was. Wat ik voelde, of eerder niet voelde, was niets vergeleken met dat. Dus ik had niet een specifieke persoon die ik in gedachte had waar ik mezelf naast zette. Hoe kon ik, 25 jaar oud, met een baan met geweldige collega’s en een prima-lopend eigen bedrijf, een partner waar ik al jaren gelukkig mee was, een huis, een beestje, een gezin die van me hielden, mij zo voelen?

De ogen die me terug staarden hielden geen emotie en het verdriet en onbegrip raasde door mijn hoofd. Anderen hadden mij uiteindelijk heel helder laten weten dat ze merkten dat het niet goed ging. Ik vond dat ik best nog een tandje bij mocht zetten. Ik vond dat ik niet hard genoeg aan het werken was. Voor de klas was ik geen goede juf. Mijn bedrijf was een aanfluiting. Mijn huis was een rotzooi. Mijn relaties met vrienden en familie niet goed.

Niet juist.

Niet correct.

Niet oké!

Ik wist zeker dat ze me in het ziekenhuis zouden kunnen helpen. Dat ze me zouden vertellen dat ik een slaapprobleem had waardoor ik vaak zwetend in de nacht wakker werd van nachtmerries. Of een hele nacht doorsliep en de volgende ochtend, nog meer uitgeput dan toen ik naar bed ging, wakker werd.

Maar helaas.

Nu stond ik hier. Met ogen waar geen licht meer uitkwam. Een lijf dat eten nodig had maar dat van mij niet mocht en dus te licht was geworden. Met koude vingers en tenen die niet warm wilden worden. Met boze, kwetsende gedachten in mijn hoofd die me niet met rust lieten. Met een ijskoud hart dat vond dat ik, en de wereld om me heen, het niet goed genoeg aan het doen waren. Ik kon niet meer in de spiegel kijken.

Ik wilde mijn haar niet doen. Ik wilde geen make-up op. Wilde mijn tanden niet poetsen en mijn gezicht niet wassen.

Het duurde maar twee weken. Tot de huisarts zei dat ik meer moest gaan eten. Dat ik aan moest komen. De huidtherapeute liet me weten dat er speciale zeep en créme voor mijn type huid bestond. De tandarts raadde me aan om een elektrische tandenborstel te kopen. Het was belangrijk om voor mezelf te zorgen. Dat vonden deze mensen. Dat vonden ook de mensen naast mij. Oké. Daar kon ik me op focussen. Dat was in ieder geval een begin.

Eind december kocht ik een camera. En ik begon foto’s te maken. Van het uitzicht in Edinburg. Het eten dat we daar aten. Af en toe eentje van ons tweeën. Want ik had al zo lang niet zoveel gelachen.

2 maanden later maakte ik een foto met mijn ouders en zusje. Iedereen zag er een beetje verkreukeld uit.

En in April weer een van ons tweeën. Omdat we het zo fijn hadden tijdens een weekje weg.

Allemaal momenten die ik vast wilde leggen. Altijd met anderen erbij en op leuke, nieuwe locaties. Of juist omdat anderen dat graag wilden. Maar in de spiegel kijken was nog steeds moeilijk. Ik herkende mezelf niet meer.

In mei maakte ik voor het eerst in tijden een foto van mezelf. Geen make-up. Haren niet gedaan. Een halve glimlach op m’n gezicht. Een paar kilo zwaarder. En… een klein beetje licht in m’n ogen.

Vanaf toen werd het makkelijker om foto’s van mezelf te maken. Iets wat ik altijd al leuk had gevonden. Met een haakproject. Tijdens een vakantie. Met vrienden en familie.

Ik had het nooit erg gevonden om op de foto te gaan. Ik vond het best leuk zelfs! Ik vond mijn lichaam en gezicht altijd helemaal prima en maakte er veel. Ook zo af en toe van mezelf. Als ik een leuke kleur lippenstift op had of een nieuwe jurk. Maar die tijd leek voorbij. Ik had mezelf al zo lang niet meer aan kunnen kijken.

In september ging ik een avondje de stad in. Ik had een leuke outfit aangetrokken. Stoere muts op. Flink wat lippenstift.

“Wat ben jij uitgedost.”

“Dankje! Ik zie d’r goed uit he!”

Ik schrok van mezelf. En maakte toen ik ’s avonds thuiskwam een foto.

De volgende dag keek ik in de spiegel. Uitgelopen make-up. Haar dat rechtop stond. Een afdruk van het kussen in mijn wang.

Sindsdien kijk ik weer zonder problemen in de spiegel. Met een glimlach vaak ook. Ik experimenteer met hoe ik mijn make-up wil doen. Ik probeer geinige haarstijlen uit.

Het is niet zoals vroeger. Gewone tevredenheid met wat ik heb. Het is fijner en tegelijkertijd ook minder fijn.

Ik weet helemaal niet wie ik ben. En eigenlijk ook niet wie ik was.

Maar voor nu is het genoeg om te weten dat ik er in ieder geval wel mag zijn.

xxx Charlie

Ps. Als het niet goed met je gaat, kan het voelen alsof je niet meer geholpen kan worden. Dat klopt niet. Er zijn altijd mogelijkheden. Bel MIND of bel de huisarts om een afspraak te maken met jouw lokale praktijkondersteuner

Deel deze post met jouw vrienden en familie! 

Charlingual

Hoi, ik ben Charlie. Mij zou je kunnen kennen van de Online Handwerk Club of van mijn vele artikelen over Slow Living, Handwerken en Duurzaamheid. Ik ben altijd op zoek naar de mooie dingen in het leven en doe mijn best om op mijn eigen manier bewuste keuzes te maken. Wist je dat er iedere werkdag een nieuw artikel of nieuwe video online komt? Schrijf je in voor de nieuwsbrief en mis niks! 

Volg mij online

De nieuwste blogs